Dit hoofdstuk mag vermenigvuldigd worden en uitgedeeld, mits de auteur en bronvermelding wordt genoemd. https://hetverscholenland.nl | wendy@differentperspective.nl | Wendy Ebus

| 2 | Zingen naar de sterren

‘Kijk uit!’ fluistert Zilverling, ‘dadelijk laat je ze schrikken!’

Fuut stopt verschrikt midden in haar beweging.

Bewegingloos staat ze aan de waterkant, op één been balancerend en met één arm uitgestrekt naar het water.

Ze probeert verwoed haar evenwicht te houden terwijl ze haar adem inhoudt.

Maar het mandje aan haar arm schommelt nog en dan gebeurt het al: ze verliest haar evenwicht en met veel geraas en met een hoge gil kiepert ze voorover de vijver in.

Proestend komt ze weer boven terwijl er kleine eendenkuikens alle kanten uitstuiven en de eenden ouders luid snaterend weg zwemmen.

 

Zilverling staat te schateren aan de rand van de vijver maar Fuut kan er zo één twee drie de lol niet van inzien.

‘Kijk nou, helemaal nat en vies,’ zegt ze terwijl ze mopperend de kant weer opklautert.

‘Nou Zilverling, de volgende keer vraag je Libelle maar mee. Ik wil best meehelpen om het water wakker te maken, maar niet als ik er zelf in moet gaan liggen! En waar is het mandje nou?’

Ze kijkt zoekend om zich heen.

‘Hier,’ roept Zilverling, nog na-hikkend van het lachen.

Zilverling is al als een echte vis in het riet gedoken en heeft het mandje uit de vijver opgeduikeld.

‘Hier is het. We kunnen het nog een keer proberen, Fuut. Die familie eend komt voorlopig toch niet terug hier. Ik denk dat ze behoorlijk zijn geschrokken van jou.

Wat kun jij hard gillen, zeg!’

Nu lacht Fuut ook alweer een beetje.

‘Ja maar ik schrok ook, hoor,’ zegt ze verdedigend. ‘Het water leek heel diep en koud.’

‘En nat zeker!’ voegt Zilverling eraan toe en ze grijnst weer.

‘Ja, vooral dat eigenlijk’, lacht Fuut nu ook, ‘maar niet koud en ook niet diep. Eigenlijk best lekker, zo’n duik in de vijver, moet je ook eens doen, Zilverling’, en hóp, voordat Zilverling er erg in heeft geeft Fuut haar een flinke zet en duikelt Zilverling het riet in.

 

Maar er klinkt geen plons, alleen een schaterlach. Zilverling klautert even later helemaal droog de kant op, nog steeds lachend.

‘Hè Fuut, je weet toch dat Waterelfen niet nat hoeven te worden, gekkie’, zegt ze als ze het verbaasde gezicht ziet van Fuut.

‘Wij houden van het water en we zorgen voor het water, en dus zorgt het water voor ons.

Dat wilde ik je juist laten zien vandaag.

Zelf ben je toch ook een Waterelf, Fuut, dus het wordt tijd dat je dat leert.

Dan word je ook niet meer zo nat de volgende keer,’ zegt ze met ondeugende pretlichtjes in haar ogen.

 

‘Kijk,’ zegt ze, nu serieus, ‘hier is het mandje met de lege flessen. Die gaan we nu vullen met het schone water uit de vijver.’

‘Telkens als jullie samen met koningin Leliehart zingen naar de sterren, dan zetten wij, Libelle en ik, toch altijd schalen neer, rondom jullie?’

‘Ja, de kristallen schalen, dat weet ik,’ zegt Fuut direct.

 

Fuut heeft een hele mooie elfenstem, net als Sterre, en Ranonkel. Ook Pluis, Stuifmeel en Ambrozijn kunnen prachtig zingen.

Samen met koningin Leliehart zingen ze ’s avonds, als het volle maan is, hun lied naar de Sterren.

Koningin Leliehart verteld dan altijd eerst over de Ouden en over de verschillende sterren aan het firmament.

Fuut heeft ook al eens meegemaakt dat op zo’n avond talloze vallende sterren te zien waren, de ene lichtende streep tegen de nachtelijke hemel na de andere.

 

Pluis weet dan altijd precies welke sterren er te zien zijn en hij kent ze allemaal bij naam.

Pluis is ook de enige van alle klank elfen die het smaragdgroene licht aan de sterrenhemel heeft gezien, toen hij op een avond helemaal alleen naar de sterren zong.

Hij beschreef later hoe het licht uitwaaierde en hoe er nog meer kleuren aan de hemel verschenen.

Sommigen dachten dat hij het had verzonnen, maar Ambrozijn vertelde dat zijn vader, Atlantus, dat licht ook al eens had gezien.

 

Pluis had een ongewoon mooie stem, dat vond echt iedereen.

Als hij zong dan verstomden de geluiden in het Verscholen Land, dan kwamen de roodborstjes samen met de vlinders op je arm zitten. Dan hield de wind zijn adem in, zodat je alleen nog maar Pluis hoorde, en zijn prachtige volle gezang dat over de heuvels rolde.

Als je luisterde naar Pluis dan wist je op de één of andere manier waarom de bloemen de kleuren hadden die ze hadden en waarom het water stroomde zoals het stroomde. Je wist dan dat alles helemaal precies goed was zoals het was in het Verscholen land.

 

‘Juist, de kristallen water schalen,’ zegt Zilverling nu. ‘Die vullen we dan met het water uit deze vijver.’

Fuut knikt.

‘Het kristal van de schalen gaat meetrillen als wij zingen, zegt koningin Leliehart altijd.’

‘Ja,’ zegt Zilverling, ‘maar het water in de schalen zelf ook. Jullie maken dan eigenlijk heel speciaal klank water.

Het water houdt de informatie vast die jullie geven terwijl je zingt, en bewaart die.’

 

‘Hmm’, zegt Fuut, en kijkt Zilverling twijfelend aan.

’Daar snap ik niet veel van. Je kunt toch niets opschrijven ín het water!’

‘Nee nee,’ lacht Zilverling, ‘zo werkt dat ook niet.

‘Maar het water leeft, weet je. En het kan…uhm, nou ja, dénken zeg maar.’

‘Net als de bomen?’ vraagt Fuut.

‘Ja,’ zegt Zilverling opgelucht, ‘het lijkt best wel een beetje op zoals de bomen alles onthouden. Als je luistert naar de bomen, met je hart, dan praat de boom tegen je, nietwaar?’

‘Ja,’ zegt Fuut aarzelend.

‘Nou,’ zegt Zilverling, ‘als je met je hart luistert naar het water, dan praat het water tegen je hart.

Daarom kun je beter worden met water als je ziek bent of verdrietig bent.

Dan praat het water tegen je en zingt het de mooie sterrenliederen die jullie ooit hebben gezongen’.

Fuut moet daar even over nadenken. Dan bedenkt ze iets.

‘Hoe zit dat dan met het water in de Grote Stroom?’ vraagt ze.

 

Zilverling fronst een beetje.

‘Het water van de Grote Stroom gaat ook een stukje door de wereld van de mensen, en daar wordt het heel erg moe van. Tja…’

Ze zucht even.

Dan klaart haar gezicht weer op.

‘Dus helpen we het water hier in het Verscholen Land een beetje.

Daarom zingen jullie de Sterren liederen zodat het water zich ook weer herinnert waar het vandaan komt.’

‘Uit de ruimte!’ weet Fuut dan opeens. ‘Dat heeft koningin Leliehart laatst verteld in de klas’.

‘Juist’, lacht Zilverling.

‘Heel, heel lang geleden kwam het Wijze Water in flonkerende ijskristallen en in heldere regendruppels uit de ruimte naar de aarde.

En ergens, ergens wéét het water dat ook nog.

Als jullie de Sterrenliederen zingen herinnert het zich dat weer.’

‘Dus dan wordt het weer Wijs Water?’

‘Goed zo kleintje, je snapt het helemaal.

Dan wordt ál het water langzaam maar zeker weer Wijs water.’

 

‘Genoeg gepraat nu, aan het werk,’ zegt Zilverling terwijl ze het mandje met de flesjes oppakt.

Ze loopt naar de waterkant.

Dan draait ze zich om en zegt lachend tegen Fuut: ‘Nou, zullen we deze keer de flesjes met water vullen in plaats van ze te vullen met natte elfen druppels?’