De tuin van oma Tinkel

Koningin Leliehart was ongerust. De zon ging al onder in het Verscholen Land en nog steeds waren de bloemenelfen niet terug gekeerd van het klaproos zoeken.

Die ochtend waren de bloemenelfen Sterre, Guldenroede en Ranonkel in alle vroegte vertrokken. Ze hadden namelijk die dag een lange reis voor de boeg, zoals ze wisten. Ze zouden naar de andere kant van het bos gaan en dan naar de Vallei van de Koningspaarden. Daar groeiden de mooiste en grootste klaprozen uit de wijde omgeving.

De drie bloemenelfen zouden die dag de speciale energie gaan verzamelen van de rode bloemen. Ze hadden hun manden daags tevoren al klaar gezet, met daarin alles wat ze nodig hadden: in elke mand zaten heldere bergkristallen en een aantal zacht-roze rozenkwarts kristallen.

meadow, green meadow, flower meadow

‘Nou dahag, dahag allemaal, tot de volgende keer!!’

Ranonkel zwaait nog een laatste keer naar alle bloemen en keert zich weer om, om Sterre en Guldenroede te volgen. Die twee waren al vertrokken, nadat ze alle bloemen nog een keer hadden bedankt.

Het is donker geworden en de maan staat al aan een wolkenloze hemel.

Ranonkel volgt het zachte lichtschijnsel vóór haar, dat van de parelmoer vleugels van Sterre komt.

Sterre dankt haar naam aan haar vleugels: als er licht op valt dan glanzen en sprankelen haar vleugels alsof er duizenden kleine sterretjes op zijn geplakt.

Net als de vleugels van een libelle in het zonlicht,  zo zagen de vleugels van Sterre eruit: blauw en groen zoals de zee, met een zacht glinsterend waas van licht erover.

Groenworg heette hij en hij zwierf door het universum, op zoek naar planeten die hij kon verzwelgen.

Hij was boosaardig, en gemeen. Hij hield zich nooit aan de wetten van het universum en probeerde altijd zijn eigen zin door te drijven.

De Wijze Raad van Twaalf was al een aantal keer bij elkaar gekomen om te overleggen wat ze met hem aan moesten.

Laatst had hij al het water van de planeet Mars laten verdampen, gewoon, zomaar, voor de lol.

Hij had de slapende geisers van Mars wakker gemaakt en

hij had ze verteld dat ze werden aangevallen door indringers die hen wilden vernietigen.

Daarna was hij ook bij de vulkanen van Mars geweest. Hij ging van de ene krater naar de andere en met zijn slepende, sissende stem maakte hij gemene opmerkingen.

Door zijn aanhoudende getreiter maakte hij de vulkanen woedend.